
Welkom bij het tweede deel van onze blogreeks over Artificial Intelligence (AI). Het eerste deel van deze serie vind je hier.
Er is al veel gezegd over de voordelen van AI-technologieën zoals generatieve kunstmatige intelligentie (GenAI) – met als grootste belofte de stijging van productiviteit. Productiviteitsverbetering binnen overheden en bedrijven is tegenwoordig een veelbesproken thema. Het idee is dat je met dezelfde of zelfs minder middelen betere of vergelijkbare resultaten kunt behalen. Efficiëntie en effectiviteit worden al jarenlang onderzocht in het bedrijfsleven, wat heeft geleid tot nieuwe productiemethoden en bedrijfsmodellen.
De uitdrukking “A rising tide lifts all boats” wordt vaak gebruikt om aan te geven dat economische vooruitgang iedereen ten goede komt. Die metafoor past goed bij het enthousiasme en de hype rondom de beloofde productiviteitswinst die generatieve kunstmatige intelligentie (GenAI) zou kunnen brengen. Satya Nadella, CEO van Microsoft, deed hierover een opvallende uitspraak. Volgens Nadella moeten GenAI en de technologieën die hieruit voortkomen bijdragen aan een wereldwijde stijging van het bruto binnenlands product (BBP) van wel 10%, wil alle investering hierin te rechtvaardigen zijn (bekijk de video).
Elke paar weken of maanden wordt er weer een nieuwe doorbraak aangekondigd: een nog indrukwekkender en ‘slimmer’ large language model (LLM). Dat zie je terug op de verschillende leaderboards die bijhouden hoe goed deze modellen presteren op allerlei vlakken, zoals het oplossen van wiskundige vraagstukken, het genereren van code, of het tonen van redeneervermogen.
De vraag is: wanneer zijn de makers van deze LLM’s vooral bezig om hun modellen zo te ‘tweaken’ dat ze hoog scoren op die ranglijsten? De winst die dat oplevert is waarschijnlijk tijdelijk, want deze modellen lopen tegen een theoretisch plafond aan – met slechts hier en daar nog een kleine verbetering. Er zal dus echt een nieuwe doorbraak nodig zijn. En dat is precies waar de volgende grote belofte van AI om de hoek komt kijken: artificial general intelligence (AGI).
Dario Amodei, medeoprichter en CEO van Anthropic, voorspelt dat AGI (Artificial General Intelligence) mogelijk al in 2026 of 2027 wordt bereikt. Demis Hassabis, oprichter van Google DeepMind, heeft daar een andere kijk op: volgens hem is er pas vanaf 2030 een kans van 50% dat AGI werkelijkheid wordt. Hassabis definieert AGI als een systeem dat álle cognitieve vermogens van de mens kan nabootsen. Amodei hanteert een iets andere definitie: een model dat taken kan uitvoeren op het niveau van een menselijke expert, binnen enkele minuten of seconden.
Amodei publiceerde ook een blogpost waarin hij beschrijft wat de voordelen zouden kunnen zijn voor landen die een slimme en krachtige ‘super-AI’ ontwikkelen. De landen die als eerste AGI realiseren, zullen daar langdurig van profiteren – maar dat vereist miljardeninvesteringen en toegang tot miljoenen krachtige gespecialiseerde chips. De Verenigde Staten willen dat punt als eerste bereiken om hun economische en militaire dominantie ten opzichte van andere landen, vooral China, te behouden.
Of AGI noodzakelijk is om de door Satya Nadella gestelde lat van 5% reële BBP-groei in de ontwikkelde wereld te halen, is nog niet duidelijk. Maar elke technologie die mensen productiever maakt over de volle breedte van sectoren, zal hoe dan ook grote gevolgen hebben. De verwachting is dat deze technologie als katalysator zal fungeren – zowel voor goede als minder wenselijke ontwikkelingen.
Wat de directe impact op de samenleving zal zijn, is nog onzeker. Maar wat we wél weten, is dat techbedrijven hun AI-investeringen flink opschroeven. Begin 2025 begon Meta met het ontslaan van 5% van de minst presterende medewerkers, als voorbereiding op verdere AI-groei.
Meer hierover lees je in:
Ik werd aangemerkt als ‘low performer’ bij Meta en ontslagen. Ik ben er kapot van – Business Insider
Dit is niet per se een voorbode voor de hele markt, maar het onderstreept wel hoe agressief de AI-doorgroei wordt ingezet, steeds minder afhankelijk van mensen.
Internetgebruikers zijn al veel langer blootgesteld aan systemen die grote hoeveelheden data en energie verbruiken – ruim vóór de opkomst van GenAI. Toch lijkt het erop dat de honger van deze systemen inmiddels met een veelvoud is toegenomen. Die versnelling wordt mede mogelijk gemaakt door de laagdrempelige beschikbaarheid van platforms en systemen voor iedereen die bereid is erin te investeren. Voor veel organisaties is AI een must geworden om zich te onderscheiden. Dat komt niet alleen voort uit een irrationele fear of missing out (FoMo), maar uit een oprechte behoefte aan meer mogelijkheden.
Satya Nadella verwees op X naar de Jevons-paradox in relatie tot AI – in lijn met zijn eerdere boodschap over economische groei (BBP). Die paradox stelt dat wanneer technologie een bepaalde grondstof efficiënter maakt, het gebruik ervan juist toeneemt. Oorspronkelijk ging het over kolen, maar de les geldt nog steeds: efficiëntere hardware leidt tot hogere vraag. De echte waarde van AI voor de wereldeconomie wordt pas ontsloten als het gebruik van AI gemeengoed wordt én de technologie zo efficiënt is dat iedereen het kan inzetten.
Wat betekent efficiëntie dan precies in het kader van GenAI? Nadella verwacht dat AI zal bijdragen aan wereldwijde economische groei. Tegelijkertijd weten we dat het bouwen en runnen van LLM’s duur is – door de behoefte aan gespecialiseerde hardware, datacenters, energie, koeling en dure experts. Microsoft zet daarom in op koolstofvrije kernenergie om de energieverslindende AI-datacenters te voeden. In de huidige situatie, waarin energie-efficiënte hardware nog ontbreekt, lijkt dat een verstandige strategie voor de korte tot middellange termijn.
Een voorbeeld hiervan is de heropening van de kerncentrale Three Mile Island in de VS, die volgens sommige berichten banen oplevert en de lokale economie stimuleert. Dat zal op zichzelf niet genoeg zijn om het BBP van een staat – laat staan de wereld – fors te beïnvloeden. Maar de groeiende vraag naar AI zou indirect wel investeringen in ondersteunende sectoren kunnen aanjagen, en zo de economie verder stimuleren. De vraag is: blijft dit beperkt tot ontwikkelde landen, of gaan ook minder welvarende landen investeren om hun energieverslindende AI-assistenten te kunnen hosten?
De energievraag vanuit AI-datacenters is enorm. Zo werd het nieuwe datacenter van xAI, dat de Colossus AI-supercomputer huisvest (die onder andere wordt ingezet voor de Grok3 LLM), uitgerust met speciale Tesla-accu’s. Die bufferen de energieopname van het stroomnet, omdat de fluctuaties te veel druk zetten op het net én op xAI’s eigen dieselgeneratoren.
Maar zullen ontwikkelingslanden ook toegang krijgen tot eigen datacenters waarmee ze hun AI-oplossingen kunnen draaien? Zuid-Afrika heeft een relatief sterke infrastructuur binnen Afrika, maar kampt al sinds 2008 met zogeheten rolling blackouts door een overbelast elektriciteitsnet, veroorzaakt door achterstallig onderhoud en onderinvestering. Het is onwaarschijnlijk dat het nationale energiebedrijf Eskom genoeg reservecapaciteit heeft om AI-datacenters betrouwbaar van stroom te voorzien. Bovendien zijn twee recente energieprojecten – Medupi en Kusile – fors over budget, liepen ze flinke vertraging op en hadden ze te maken met technische tegenslagen.
Om een wereldwijde BBP-groei van 10% te bereiken, is een enorme inspanning nodig – zeker als je bedenkt dat de OESO de wereldwijde economische groei voor 2025 inschat op ongeveer 3,3%. Ter vergelijking: de verwachte BBP-groei van de VS in 2025 bedraagt 2,8%. Landen als India, Indonesië en China worden respectievelijk op een groei van 6,9%, 5,2% en 4,7% geschat. Zet dat af tegen landen als Spanje, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland, waar de jaarlijkse groei naar verwachting uitkomt op respectievelijk 2,3%, 1,7%, 0,9% en 0,7%.
Een wereldwijde BBP-stijging van slechts 1% extra heeft dus al behoorlijke implicaties. We stelden daarom de volgende vraag aan het Gemini 2.0 Flash Thinking Experimental model van Google:
“Wat betekent het om de wereldwijde BBP-groei met 1 procentpunt te verhogen?”
Dit was het antwoord van Gemini:
Een toename van de wereldwijde BBP-groei met 1 procentpunt betekent dat het tempo waarin de totale economische output van de wereld toeneemt, met één procentpunt stijgt.
Laten we dit stap voor stap bekijken:
BBP (Bruto Binnenlands Product) is de totale waarde van alle goederen en diensten die binnen een land (of wereldwijd, in dit geval) in een bepaalde periode worden geproduceerd – meestal een jaar. Het is een belangrijke maatstaf voor economische omvang en activiteit.
Wereldwijde BBP-groei verwijst naar de procentuele verandering van het mondiale BBP van het ene jaar op het andere. Het laat zien hoe snel (of traag) de wereldeconomie groeit.
Stel je voor dat de huidige verwachte wereldwijde BBP-groei 3,0% is. Een stijging van 1 procentpunt betekent dat de nieuwe groeiraming 4,0% wordt.
Let op: dit is geen stijging van 1% van het BBP zelf, maar een stijging van 1 procentpunt op het groeitempo.
Een enorme toename van economische output:
De wereldwijde BBP is een gigantisch bedrag – in de tientallen of zelfs honderden biljoenen dollars. Een stijging van 1% op dat niveau vertegenwoordigt een enorme toename in de totale waarde van geproduceerde goederen en diensten. Het is alsof je in één jaar de economie van een groot land (of meerdere middelgrote landen) toevoegt aan de wereldeconomie.
Meer economische activiteit:
Een groei van 1 procentpunt vertaalt zich vaak in:
Meer productie: Bedrijven maken meer goederen en leveren meer diensten.
Meer werkgelegenheid: Groeiende bedrijven nemen vaker nieuw personeel aan.
Hogere inkomens: Zowel lonen als winsten kunnen stijgen.
Meer bestedingen: Consumenten geven meer uit, bedrijven investeren meer, en overheden kunnen ook meer uitgeven.
Meer internationale handel: Meer productie en consumptie zorgen voor een stijging van de wereldhandel.
Mogelijke impact op levensstandaard:
Minder armoede: Meer kansen voor mensen om een inkomen te verdienen.
Betere gezondheidszorg en onderwijs: Overheden hebben mogelijk meer middelen om hierin te investeren.
Technologische vooruitgang: Economische groei stimuleert innovatie.
Een toename van 1 procentpunt in wereldwijde groei is geen eenvoudige opgave. Het vereist een mix van factoren, zoals:
Technologische doorbraken: Grote innovaties, zoals AI of duurzame energie, die productiviteit verhogen en nieuwe industrieën creëren.
Groeiende wereldwijde vraag: Meer consumptie en investeringen, bijvoorbeeld door meer vertrouwen of nieuwe markten.
Vermindering van geopolitieke spanningen: Betere internationale verhoudingen en minder conflicten kunnen handel en investeringen stimuleren.
Effectief beleid: Overheden kunnen economische groei stimuleren via:
Fiscale stimulansen: Meer overheidsuitgaven of belastingverlagingen
Monetair beleid: Lagere rentetarieven om investeringen aan te moedigen
Structurele hervormingen: Beleidsmaatregelen die de efficiëntie verbeteren, handelsbelemmeringen verminderen en concurrentie bevorderen
Verdeling is belangrijk:
Een stijging van de wereldwijde BBP-groei is positief, maar dat betekent niet dat iedereen ervan profiteert. Groei kan ongelijk verdeeld zijn – zowel tussen landen als binnen landen – en bestaande ongelijkheden verergeren.
Duurzaamheid telt mee:
Niet alle groei is goed. Groei die ten koste gaat van natuurlijke hulpbronnen of leidt tot milieuschade is op de lange termijn onhoudbaar. Duurzame groei is essentieel.
Kwaliteit vs. kwantiteit:
Het BBP meet hoeveel er wordt geproduceerd, maar zegt niets over welzijn of levenskwaliteit. Een eenzijdige focus op BBP kan andere belangrijke maatschappelijke doelen uit het oog verliezen.
Het basis-effect:
Een stijging van 1% heeft meer impact als het uitgangspunt hoog is. Bij een al hoge wereldwijde BBP betekent 1% extra groei een enorme toename in absolute waarde.
Een toename van de wereldwijde BBP-groei met 1 procentpunt is een ingrijpende economische gebeurtenis. Het betekent meer economische activiteit, potentieel hogere inkomens, meer banen en een verbeterde levensstandaard. Maar het is ook belangrijk om stil te staan bij hoe die groei verdeeld wordt, of die duurzaam is, en welke bredere maatschappelijke gevolgen ermee gepaard gaan. Het is een complex doel dat samenwerking en gunstige mondiale omstandigheden vereist.
Wat opvalt aan het antwoord van Gemini, is dat het AI noemt als een noodzakelijke technologische doorbraak om economische groei te stimuleren. Daarnaast wijst Gemini erop dat die groei onevenredig verdeeld kan zijn en zo de ongelijkheid verder kan vergroten. Een ander interessant punt is de nadruk op duurzame economische groei – iets dat in veel discussies juist ontbreekt.
Om de reële wereldwijde BBP-groei te verhogen van 3,2% naar 4,2%, moet de wereldeconomie met enkele biljoenen dollars extra groeien – en dat is nog zonder de invloed van inflatie. Het IMF verwacht dat het nominale wereldwijde BBP in 2025 ongeveer 115,49 biljoen dollar bedraagt, bij een reële BBP-groei van 3,2% (de OESO schat dit zelf op ~3,3%). Ter vergelijking: in 2024 lag het nominale BBP op 110,06 biljoen dollar, met dezelfde reële groei van 3,2%.
Het antwoord van Google Gemini bood hierin een cruciaal inzicht: een stijging van 1 procentpunt in het groeitempo staat gelijk aan het toevoegen van het volledige BBP van een groot land aan de wereldeconomie. De grote vraag is: kan AI – samen met de hele keten van ondersteunende activiteiten – zó’n impact hebben dat we een wereldwijde economische groei van 5 tot zelfs 10% zien? En dat terwijl er tegelijkertijd ook allerlei negatieve factoren spelen die groei juist afremmen?
Begin maart 2025 schatte Goldman Sachs dat AI sinds 2022 ongeveer 340 miljard dollar aan inkomsten heeft gegenereerd, met een verwachte groei naar 580 miljard dollar tegen het einde van 2025. Toch merkt datzelfde rapport op dat de daadwerkelijke AI-gerelateerde investeringen – uitgedrukt in het Amerikaanse BBP – in diezelfde periode slechts met 42 miljard dollar zijn toegenomen.
Goldman Sachs noemt daar meerdere oorzaken voor:
hoge inflatie, onder meer door stijgende prijzen van halfgeleiders
een groot deel van de AI-gerelateerde omzetgroei vindt plaats buiten de VS
verouderde boekhoudregels bij het Bureau of Economic Analysis (BEA), waardoor investeringen in halfgeleiders niet goed worden meegenomen
Als het al zo lastig is om de directe impact van AI op het Amerikaanse BBP goed te meten, hoe lastig is het dan om de invloed van AI op de wereldeconomie in kaart te brengen?
Het internet is zonder twijfel een van de technologieën die de productiviteit in de afgelopen decennia enorm heeft verhoogd. In 2011 schatte McKinsey dat het internet verantwoordelijk was voor 10% van de wereldwijde BBP-groei over de 15 jaar daarvoor – en zelfs voor 21% van de groei in de vijf jaar daarvoor, gemeten in volwassen economieën. Opvallend, aangezien die periode gedeeltelijk overlapt met de wereldwijde financiële crisis van 2009, toen de wereldwijde BBP-groei met -1,3% negatief was en de wereldeconomie tijdelijk kromp.
Ook het Brookings Institution meldt dat de arbeidsproductiviteit vanaf 1995 jaarlijks met zo’n 3% toenam, dankzij eerdere investeringen in computers en telecommunicatie-infrastructuur. Een blog van de Wereldbank koppelt de stijging van het BBP in de jaren ’90 eveneens aan de snelle uitbreiding van internetconnectiviteit. De studie van McKinsey is extra interessant, omdat die werd gepubliceerd net ná de financiële crisis – een periode waarin het BBP in sommige ontwikkelde landen juist kromp.
Het internet is inmiddels uitgegroeid tot een commodity die het bedrijfsleven én de samenleving fundamenteel heeft veranderd. Het legde de basis voor talloze andere technologieën en maakte bedrijven mogelijk die daarvoor simpelweg niet konden bestaan. Tijdens de dotcom-bubbel leek het even alsof we het internet zouden verliezen – maar uiteindelijk bleek het vooral een correctie op een te hard gehypte ontwikkeling.
De vraag is nu: zal AI eenzelfde impact hebben? En moeten we eerst ook door een soortgelijke AI-bubbel heen voordat we de echte waarde gaan ontsluiten?
Een stijging van de wereldwijde BBP-groei met 1 procentpunt is een ingrijpende economische gebeurtenis, met mogelijke voordelen zoals hogere inkomens, meer banen en een verbeterde levensstandaard. Tegelijkertijd moeten we goed kijken naar hoe die voordelen worden verdeeld, of de groei wel duurzaam is, en wat de bredere maatschappelijke gevolgen zijn. Het antwoord van Gemini benadrukt AI als een belangrijke technologische doorbraak om economische groei te stimuleren, maar waarschuwt ook voor het risico op toenemende ongelijkheid. De nadruk op duurzame groei is daarbij opvallend – en broodnodig, want dat aspect blijft vaak onderbelicht in economische discussies.
Kortom: de potentie van AI om de wereldwijde economische groei te versnellen is groot, maar dat gaat gepaard met uitdagingen en onzekerheden. Gebruikers, bedrijven en overheden zullen moeten bepalen hoe ze het succes van AI meten en hoe ze investeringen in deze technologie rechtvaardigen. Komt er een ‘killer app’ die AI echt laat schitteren? Of vormt AI ons stilaan naar zijn eigen logica?
Wat er ook gebeurt – we moeten technologische vooruitgang blijven afwegen tegen menselijke waarden en prioriteiten. Die balans is essentieel.
Om onze menselijkheid terug te winnen in het AI-tijdperk, moeten we meesterschap over onszelf vooropstellen.